maandag 28 september 2015

Groot nieuws, klein graf



De laatste kerkgangers vertrekken als ik het parkeerterrein op rij. Het is zondagochtend rond half twaalf en de zon brandt op haar heetst. Midden op de binnenplaats voor de kerk staat een witstenen beeld van Jezus. Op zijn hoofd zit een Caribisch musje; kleiner, sneller en slanker dan de Nederlandse variant. Pootjes hippen over de ronding van zijn schedel, kleine venijnige nageltjes krassen over zijn gesleten gezicht. Het vogeltje vliegt op als ik aan kom lopen. Ze wilde zich net lekker in Jezus haren nestelen, zo lijkt het.


Het ijzeren hek van de begraafplaats staat open en mijn oog valt op een opvallend nieuw pad dat afsteekt tegen de rest van het oude kerkhof. Verschillende kleuren stenen liggen om en om in de rechte lijn. Na de eerste stappen stopt het fonkelnieuwe pad abrupt. Kruiwagens staan verlaten in het zand. ‘Waarschijnlijk was het te heet om een weg aan te leggen’, denk ik als ik met een zakdoek het zweet van mijn voorhoofd dep. Wanneer het pad afkomt weet waarschijnlijk niemand, heet blijft het hier altijd.

open graven
Het valt me op dat ik alleen op de begraafplaats rondloop. Een voorzichtige constatering, want de hoge gebouwtjes waarin de overledenen zich bevinden maken het onmogelijk om het hele kerkhof te overzien. Vanwege de rotsachtige grond kunnen de doden niet ondergronds worden begraven. Ze worden bijgezet in stenen tombes, geverfd in de typische zachte Caribische kleuren.

Op het tweede gezicht is de begraafplaats minder idyllisch. De meeste overledenen liggen begraven in een betonnen wand. Het valt me op dat diverse ‘kamers’ in de muur open zijn. In sommige heeft duidelijk nog nooit iemand gelegen, anderen zijn zichtbaar opengebroken. Stukjes van de gedenkplaatsjes zitten nog vastgenageld aan het beton. De gaten zijn smal en diep. Ik tuur naar binnen, maar het lijkt oneindig. Ook enkele oude tombes zijn opengemaakt. Bij sommige staat zelfs de steen waarmee het was afgesloten nog voor het graf, met de schroeven ernaast. 


De wind blaast door de holle gaten; de kamers die nog niet of niet meer toebehoren aan de doden. Het maakt een fluitend geluid alsof iemand in een petfles blaast. Pas nu valt me op hoeveel geluiden ik hoor op deze uitgestorven plek. Een verroest scharnier van een kaarshouder piept. Bij elke windvlaag krast het plastic van de kunstbloemen over het steen. Het is een vreemd idee dat de inmiddels vergeelde roos aan een spijker boven het opengebroken graf langer blijft zitten dan de overledene.

De donkere gaten die ik passeer, de fluitende wind en het krassen van het plastic gaan langzaam op mijn zenuwen werken. Ogen van mensen uit vervlogen tijden kijken me aan. En hoewel de verf van het steen bladdert en de kunstbloemen verbleekt zijn, zijn de kleine portretjes in brocante lijstjes opvallend in tact. Ik schrik op als er een leeg frisdrankblikje uit een van de lege gaten valt en rollend over de grond door de wind wordt meegenomen. Hoewel ik een ervaren begraafplaatsbezoeker ben, maakt een naargeestig gevoel zich van mij meester en ik loop weer naar de uitgang. 


Mitch
Als ik bijna bij het hek ben, doemt het Jezusbeeld weer op. Het musje heeft haar positie op Jezus’ schedel weer ingenomen. Vlak bij de uitgang valt mijn oog op een graf in een van de nieuwste muren. ‘Michel Henriquez, 17-2-1973 – 28-06-2015’. De tekst is met de hand in nat cement geschreven. Ik realiseer meteen wie hier ligt: Mitch Henriquez, de Arubaan wiens naam afgelopen zomer niet uit het nieuws was te denken. De man speelde ook een hoofdrol mijn zomer, toen ik als redacteur bij Omroep West bijna dagelijks over hem schreef. Mitch was op vakantie in Nederland. Zaterdag 27 juni ging hij naar het festival Night at the Park in het Zuiderpark in Den Haag. Daar zou hij geroepen hebben dat hij een wapen bij zich had. Er volgde een hardhandige arrestatie en een dag later overleed hij aan zijn verwondingen.


Zijn dood (door hardhandig politieoptreden zou later blijken) was aanleiding tot rellen in Den Haag. Tijdens een rustige avond op onze redactie, escaleerde het in de Schilderswijk. Honderden mensen gingen de straat op. Ruiten sneuvelden en spullen werden in brand gestoken. Terwijl de ME charges uitvoerde, draaiden wij overuren achter onze computers. Avond na avond sloeg de vlam in de pan. Mitch Henriquez; ik schreef, hoorde en zei zijn naam meerdere keren per dag. Paradoxaal genoeg was ik een maand voor mijn vertrek naar Aruba meer met het eiland bezig dan ooit.

Begin augustus zit ik in het vliegtuig van Curaçao naar Aruba. Ik praat met een man over de gebeurtenissen rondom Mitch. ‘Waarom kwam de berichtgeving over zijn dood pas zo laat op gang?’ ‘Waarom werd Mitch z’n afkomst in elk nieuwsbericht genoemd?’ Hij stelt me kritische vragen over ‘de Nederlandse journalistiek’ waar ik als enkele redacteur onmogelijk antwoord op heb. Ik schets hem vanuit mijn perspectief hoe de journalistieke keuzes werden gemaakt. De man vertelt dat de mensen op Aruba helemaal niet zo blij waren met de Nederlandse berichtgeving. Volgens hem werd er veel geïnsinueerd  over de toestand waarin Mitch zou verkeren tijdens Night at the Park: dronken en doorgesnoven. Zijn afkomst werd constant genoemd, terwijl er voor de rellen in de Schilderswijk nauwelijks kritiek was op het hardhandige politieoptreden.

De vragen van de andere kant van de oceaan zetten me aan het denken. Hoewel ik er altijd naar streef om mijn werk met open vizier tegemoet te treden, om voor alle kanten open te staan, besef ik ook hoe groot de afstand soms is. Zo groot als Mitch in het nieuws was, zo klein en sober is zijn graf. Ik ben nu dichterbij dan alle keren dat ik van achter mijn bureau over hem schreef. Zaken met eigen ogen zien is goed, en dat is precies waarom ik hier ben op Aruba.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten