maandag 12 oktober 2015

Integreren op het hoogste niveau met een “angua in m’n chanchan” (prik in m’n bil)





BAM! Ik zit rechtop in mijn bed door een oorverdovende knal. Het zacht zoemende geluid van de airconditioning is gestopt, en ook de digitale rode cijfers kan ik niet meer vinden in het donker. Lichtflitsen schieten door de gordijnen alsof er tientallen foto’s tegelijk worden gemaakt. In de verte klinkt een dreigend gerommel dat binnen enkele minuten boven ons huisje tot uitbarsting komt. In het holst van de nacht staren we door de glazen voordeur naar het noodweer dat zich buiten voltrekt. Dikke druppels trekken strepen op het raam. De wind rukt aan palmbomen die gewillig meebewegen. Het opspattende water maakt via de kieren bij de drempel onze voeten nat. De stroom is uitgevallen en ik maak mij zorgen om al het eten in de koelkast dat we juist vandaag hebben gekocht.

Het is een van de ergste onweersbuien die ik ooit heb meegemaakt, maar het is niks vergeleken met het noodweer in de rest van de regio. Orkaan Fred, de tropische stormen Grace en Henri en orkaan Joaquin hielden al goed huis dit seizoen. Op een weerkaart kijken we naar de dieppaarse draaikolken boven de Bovenwindse Eilanden en verder, terwijl bij de Benedenwindse Eilanden (waaronder Aruba) slechts wat rode stippen zijn te zien.

Moegestreden 
De volgende ochtend vroeg lijkt Aruba moegestreden van de strijd met het onweer. Er staat geen zuchtje wind, de bladeren van de palmbomen hangen onbeweeglijk. Zelfs de tropische vogels zingen even niet. Langs de wegen liggen plassen als spiegels en er is niemand op straat. We rijden naar het naar zuiden van het eiland waar Benjamin duikles heeft. De net opgekomen zon is nog niet op volle sterkte en zee ligt er rimpelloos bij. Nog geen zes uur na het natuurgeweld drijf ik in de oceaan, die nog nooit zo rustig was. 


Bruisende industriestad
Het zuiden van Aruba is een fascinerend gedeelte. Ver weg van de grote, dure hotels dient zich hier een andere werkelijkheid aan. In het plaatsje San Nicolas, na Oranjestad de tweede stad van Aruba, vind je geen toeristisch glazuur. De straten zijn grotendeels verlaten. De vervallen huizen, nooit afgebouwde hotels en dichtgetimmerde rumshops doen vermoeden dat de stad ooit bruisende en leefde. Het is de enige plek op het eiland waar prostitutie legaal is en waar straatbendes het schieten niet schuwen, zo gaan de verhalen. Weinig in deze plaats doet herinneren aan de hoogtijdagen in de eerste helft van de twintigste eeuw. San Nicolas werd in één klap een bruisende industriestad toen in 1924 het bedrijf Lago Oil and Transport Company de deuren van een olieraffinaderij opende. 

Links: de olieraffinaderij in de jaren 1920. Rechts: verlaten industrieterrein, oktober 2015.

‘Kijk’ zegt de barman in Charlie's Bar. ‘Daar aan de muur zie je een foto van de olieraffinaderij. San Nicolas floreerde!’ Aan een overvol behangen muur hangt een grote zwart-wit foto. Arbeiders met hoofddeksels lopen uit de raffinaderij naar hun auto’s. Het is vier uur geweest, hun werkdag zit erop. Gezien het slaapstadje dat San Nicolas nu is, is het moeilijk voor te stellen dat deze mensen slechts een fractie zijn van de massa’s die hier dag in dag uit zwaar werk verzetten. 

De barman vervolgt zijn verhaal: ‘En wat deden ze als ze klaar waren? Dan kwamen ze hier naar de bar. Het zat elke dag vol zeelui en industriewerkers’, vertelt hij terwijl hij een biertje optrekt. ‘In 1976 ben ik vanuit Schiedam naar Aruba gekomen. Ik heb alles zien veranderen. Kijk maar naar de foto onder de zwart-wit foto.’ Ingelijst hangt een afbeelding van de beroemde parelwitte stranden waar Aruba bekend om staat. ‘Die foto komt uit 1959. Zoals je ziet staat er slechts één hotel. Voor de rest was er niks in het noordwesten van het eiland. Toeristen waren er nog nauwelijks. Waar het gebeurde was hier, in San Nicolas.’ Hij hangt voorovergebogen op de bruine bar, praat op een dromerige toon tegen ons. Een verhaal dat hij dag in dag uit vertelt. ‘Toen in 1985 de raffinaderij gesloten werd is alles snel veranderd. San Nicolas liep weg, de bar werd stil. Nu komen mensen voor de highrise, de grote hotels.’ 

Boven: foto van de raffinaderij-arbeiders. Onder: Eagle Beach anno 1959.

De woorden van de barman dansen door mijn hoofd. Ik kijk om mij heen. Hier klinken geen zeemansliederen en dronkenmansgelal meer. Charlie's Bar is nu een museum. Elke centimeter is behangen met voorwerpen. Boeien, nummerborden, poppen, lampen, hoeden, ballen, borden, foto’s, rijbewijzen en dollarbriefjes. De kleinzoon van Charlie, de man die het café in 1941 opende, staat in de keuken. In tegenstelling tot vroeger wordt er nu eten geserveerd aan nieuwsgierige toeristen als wij; die hangen aan de lippen van de barman en zijn verhalen over San Nicolas’ gouden jaren verslinden.

Charlie's Bar, San Nicolas
We lopen terug naar de auto. Op de verlaten parkeerplaats valt mijn oog op een muurtje met een bijzonder mooie graffiti-afbeelding van de industriële hoogtijdagen. De enige olie die er nu nog te vinden is ligt in ronde vlekken in de parkeervakken. Voor het eerst zie ik mensen op straat. Een groepje oudere mannen zit op een pleintje geanimeerd met elkaar te praten. Ze doen mij denken aan de mannen met de hoofddeksels op de foto. Ik zwaai, ze zwaaien terug. Met de pijpen van de verlaten olieraffinaderij op de achtergrond rijden we terug naar huis.  

Graffiti & olievlekken

Rivièrahal 
De waterplassen die er vanochtend nog zo idyllisch als een spiegel bij lagen, zijn gedurende de hete dag behoorlijk gaan ruiken. ‘Het stinkt naar de Rivièrahal!’ roep ik uit en doe het autoraampje aan mijn kant dicht. Benjamin lacht, hij weet precies wat ik bedoel. De Rivièrahal van Diergaarde Blijdorp in Rotterdam is het warme en vochtige verblijf van tropische dieren als krokodillen en zoetwatervissen. De typische en penetrante lucht van tropische urine is een van de onmiskenbare geuren uit onze jeugd. Vaag rook ik de lucht al eerder op Aruba, als we langs plekken liepen waar veel leguanen zitten. Nu heeft het overvloedige water op de kurkdroge grond hun uitwerpselen tot wasdom laten komen. Nog dagen lang rijden we met dichtgeknepen neus door een levensgroot Rivièragebied. Blijdorp is er niks bij.

En de zeldzame regen zorgt voor meer ellende. In nog geen vierentwintig uur hebben kleine larven zich in de stilstaande, blubberige waterplasjes ontpopt tot tropische insecten van het sterkste soort. Hun strooptocht begint als de schemering heeft ingezet. In kleine legertjes vliegen ze af op de nietsvermoedende dinerende mensen op de terrassen. De chemische stoffen die in wolkjes uit spuitbussen komen arriveren te laat. De angels hebben zich door de huiden geboord, het gif is al naar binnen. Morgen loopt niemand meer zonder jeukende bulten over het strand.

Kremlin
Of het nu de muggenbeten waren of iets anders, twee dagen later zit ik onder de rode uitslag. De plekken verspreiden zich in hoog tempo over mijn lichaam. Na een bezoek de dokter en twee prikken later zit ik thuis op de bank. Ik heb zoveel tubes crèmes om op de jeukende plekken te smeren dat ik mezelf de bijnaam ‘Kremlin’ geef.

‘Je hoort er nu wel helemaal bij’, zegt Benjamin gekscherend. ‘Iedere Arubaanse patiënt gelooft heilig in genezing na een “angua in je chanchan” (Papiamento voor ‘prik in je bil’). 
Smeren, uitrusten, weken in de zee en de toepasselijke serie JEUK kijken: de komende dagen ben ik even van de radar, ayo!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten