BAM! Ik zit rechtop in mijn bed door een oorverdovende knal. Het zacht zoemende geluid van de airconditioning is gestopt, en ook de digitale rode cijfers kan ik niet meer vinden in het donker. Lichtflitsen schieten door de gordijnen alsof er tientallen foto’s tegelijk worden gemaakt. In de verte klinkt een dreigend gerommel dat binnen enkele minuten boven ons huisje tot uitbarsting komt. In het holst van de nacht staren we door de glazen voordeur naar het noodweer dat zich buiten voltrekt. Dikke druppels trekken strepen op het raam. De wind rukt aan palmbomen die gewillig meebewegen. Het opspattende water maakt via de kieren bij de drempel onze voeten nat. De stroom is uitgevallen en ik maak mij zorgen om al het eten in de koelkast dat we juist vandaag hebben gekocht.
Het is een van de ergste onweersbuien die ik ooit heb
meegemaakt, maar het is niks vergeleken met het noodweer in de rest van de
regio. Orkaan Fred,
de tropische stormen Grace en Henri en orkaan Joaquin hielden al goed huis dit seizoen. Op
een weerkaart kijken we naar de dieppaarse draaikolken boven de Bovenwindse Eilanden en verder, terwijl bij de
Benedenwindse Eilanden (waaronder Aruba) slechts wat rode stippen zijn te zien.
Moegestreden
De volgende ochtend vroeg lijkt Aruba moegestreden van
de strijd met het onweer. Er staat geen zuchtje wind, de bladeren van de palmbomen
hangen onbeweeglijk. Zelfs de tropische vogels zingen even niet. Langs
de wegen liggen plassen als spiegels en er is niemand op straat. We rijden naar
het naar zuiden van het eiland waar Benjamin duikles heeft. De net opgekomen
zon is nog niet op volle sterkte en zee ligt er rimpelloos bij. Nog geen zes
uur na het natuurgeweld drijf ik in de oceaan, die nog nooit zo rustig
was.
Bruisende industriestad
Het zuiden van Aruba is een fascinerend gedeelte. Ver weg van de grote, dure hotels dient zich hier een andere
werkelijkheid aan. In het plaatsje San Nicolas, na Oranjestad de tweede stad van Aruba, vind je geen toeristisch glazuur. De straten zijn grotendeels
verlaten. De vervallen huizen, nooit afgebouwde hotels en dichtgetimmerde rumshops
doen vermoeden dat de stad ooit bruisende en leefde. Het is de enige plek op
het eiland waar prostitutie legaal is en waar straatbendes het schieten niet
schuwen, zo gaan de verhalen. Weinig in deze plaats doet herinneren aan de
hoogtijdagen in de eerste helft van de twintigste eeuw. San Nicolas werd in één
klap een bruisende industriestad toen in 1924 het bedrijf Lago Oil and
Transport Company de deuren van een olieraffinaderij opende.
![]() |
Links: de olieraffinaderij in de jaren 1920. Rechts: verlaten industrieterrein, oktober 2015. |
‘Kijk’ zegt de barman in Charlie's Bar. ‘Daar aan de
muur zie je een foto van de olieraffinaderij. San Nicolas floreerde!’ Aan een
overvol behangen muur hangt een grote zwart-wit foto. Arbeiders met
hoofddeksels lopen uit de raffinaderij naar hun auto’s. Het is vier uur
geweest, hun werkdag zit erop. Gezien het slaapstadje dat San Nicolas nu is, is het moeilijk voor te stellen dat deze mensen slechts een fractie zijn van de massa’s die hier
dag in dag uit zwaar werk verzetten.
De barman vervolgt zijn verhaal: ‘En wat
deden ze als ze klaar waren? Dan kwamen ze hier naar de bar. Het zat elke dag
vol zeelui en industriewerkers’, vertelt hij terwijl hij een biertje optrekt. ‘In
1976 ben ik vanuit Schiedam naar Aruba gekomen. Ik heb alles zien veranderen.
Kijk maar naar de foto onder de zwart-wit foto.’ Ingelijst hangt een afbeelding
van de beroemde parelwitte stranden waar Aruba bekend om staat. ‘Die foto komt
uit 1959. Zoals je ziet staat er slechts één hotel. Voor de rest was er niks in het
noordwesten van het eiland. Toeristen waren er nog nauwelijks. Waar het
gebeurde was hier, in San Nicolas.’ Hij hangt voorovergebogen op de
bruine bar, praat op een dromerige toon tegen ons. Een verhaal dat hij dag in
dag uit vertelt. ‘Toen in 1985 de raffinaderij gesloten werd is alles snel
veranderd. San Nicolas liep weg, de bar werd stil. Nu komen mensen voor de highrise, de grote hotels.’
![]() |
Boven: foto van de raffinaderij-arbeiders. Onder: Eagle Beach anno 1959. |
De woorden van de barman dansen door mijn hoofd. Ik
kijk om mij heen. Hier klinken geen zeemansliederen en dronkenmansgelal meer. Charlie's
Bar is nu een museum. Elke centimeter is behangen met voorwerpen. Boeien,
nummerborden, poppen, lampen, hoeden, ballen, borden, foto’s, rijbewijzen en
dollarbriefjes. De kleinzoon van Charlie, de man die het café in 1941 opende,
staat in de keuken. In tegenstelling tot vroeger wordt er nu eten geserveerd aan nieuwsgierige toeristen als wij; die hangen aan de lippen van de
barman en zijn verhalen over San Nicolas’ gouden jaren verslinden.
![]() |
Charlie's Bar, San Nicolas |
We lopen terug naar de auto. Op de verlaten
parkeerplaats valt mijn oog op een muurtje met een bijzonder mooie
graffiti-afbeelding van de industriële hoogtijdagen. De
enige olie die er nu nog te vinden is ligt in ronde vlekken in de parkeervakken. Voor
het eerst zie ik mensen op straat. Een groepje oudere mannen zit op een
pleintje geanimeerd met elkaar te praten. Ze doen mij denken aan de mannen met de hoofddeksels op de foto. Ik zwaai, ze zwaaien terug. Met de pijpen
van de verlaten olieraffinaderij op de achtergrond rijden we terug naar huis.
![]() |
Graffiti & olievlekken |
Rivièrahal
De waterplassen die er vanochtend nog zo idyllisch als
een spiegel bij lagen, zijn gedurende de hete dag behoorlijk gaan ruiken. ‘Het
stinkt naar de Rivièrahal!’
roep ik uit en doe het autoraampje aan mijn kant dicht. Benjamin lacht, hij weet
precies wat ik bedoel. De Rivièrahal van Diergaarde Blijdorp in Rotterdam is het warme en
vochtige verblijf van tropische dieren als krokodillen en zoetwatervissen. De
typische en penetrante lucht van tropische urine is een van de onmiskenbare geuren
uit onze jeugd. Vaag rook ik de lucht al eerder op Aruba, als we langs plekken
liepen waar veel leguanen zitten. Nu heeft het overvloedige water op de
kurkdroge grond hun uitwerpselen tot wasdom laten komen. Nog dagen lang rijden
we met dichtgeknepen neus door een levensgroot Rivièragebied. Blijdorp is er niks bij.
En de zeldzame regen zorgt voor
meer ellende. In nog geen vierentwintig uur hebben kleine larven zich in de
stilstaande, blubberige waterplasjes ontpopt tot tropische insecten van het sterkste
soort. Hun strooptocht begint als de schemering heeft ingezet. In kleine
legertjes vliegen ze af op de nietsvermoedende dinerende mensen op de
terrassen. De chemische stoffen die in wolkjes uit spuitbussen komen arriveren te
laat. De angels hebben zich door de huiden geboord, het gif is al naar binnen.
Morgen loopt niemand meer zonder jeukende bulten over het strand.
Kremlin
Of het nu de muggenbeten waren of
iets anders, twee dagen later zit ik onder de rode uitslag. De plekken verspreiden
zich in hoog tempo over mijn lichaam. Na een bezoek de dokter en twee prikken later zit ik thuis op de bank. Ik heb zoveel tubes crèmes om op
de jeukende plekken te smeren dat ik mezelf de bijnaam ‘Kremlin’ geef.
‘Je hoort er nu wel helemaal bij’,
zegt Benjamin gekscherend. ‘Iedere Arubaanse patiënt gelooft heilig in genezing
na een “angua in je chanchan” (Papiamento voor ‘prik in je bil’).
Smeren, uitrusten, weken in de
zee en de toepasselijke serie JEUK kijken: de komende dagen ben ik even van de
radar, ayo!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten