zaterdag 21 november 2015

Onderwaterfeestjes & Paradijsvogels



Na drie maanden Aruba vervolgen we het alfabet. In twintig minuten vliegen we van eiland A naar eiland B binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Op het vliegveld slaat een man een kruisje voor een kitscherig goud Mariabeeld. ‘Aruba hoopt u nog eens terug te zien’, staat op een bord vlak voor de gates. ‘Komt voor de bakker’, denk ik hardop. 

In het schemerlicht vliegen we over de oceaan. De lichtjes van Venezuela zijn heel dichtbij. Niemand in het kleine vliegtuigje kijkt naar buiten, bijna iedereen heeft zijn ogen dicht. Als we goed en wel in de lucht hangen zegt de piloot dat de landing wordt ingezet. Het cabinepersoneel moet gaan zitten. De enige purser aan boord hangt nonchalant over een stoel en praat uitbundig met de passagier. Hij gaat niet zitten, maar gelukkig is de landing zacht. Bij de douane drukt een man een stempel van een flamingo in mijn paspoort.
 
Op Bonaire is het donkerder dan op Aruba. Dat valt me op door de helder blinkende sterren aan de zwarte hemel. Orion lijkt recht boven op ons appartement te staan. Als we door het hekje de tuin inlopen begint een grote krab onrustig met zijn gigantische scharen te zwaaien. We hebben de rust verstoord. De nacht valt en muggen zingen als een vals koor. We zijn op een heel ander eiland, dat voel ik meteen.

Zaterdagochtend. Het muggenkoor heeft plaatsgemaakt voor een fluitconcert van tropische vogels die op het randje van het balkon zitten. De geel met groen gekleurde beestjes hebben mijn wekker overbodig gemaakt. Het is nog vroeg en er is geen mens in Kralendijk. De hoofdstad heeft welgeteld één winkelstraat en wat cafés aan de verbluffend blauwe zee. Er lopen twee ezels over de stoep met hun koppen naar beneden, hun grote oren zijn gespitst. Bij een prullenbak blijven ze staan om te snuffelen. Niks lekkers vandaag, en hun hoefjes tikken verder over de stenen. 


Met een scooter rijden we het eiland over. Verlaten weggetjes, asfalt zonder gaten en overzichtelijke rotondes; het verkeer is een verademing in vergelijking met Aruba. Één keer moeten we hard remmen voor een enorme leguaan die midden op de weg zit, zelfverzekerd en autonoom. Als onze banden bijna zijn schubbige staart raken, schiet hij onhandig de bosjes in. De wind blaast door mijn haren en ik maak foto’s van een omgeving die groener, weidser en gemoedelijker is dan ik tot nu toe van de Cariben heb gezien.

Onderwaterfeestje 
Het eiland heeft geen hagelwitte zandstranden. Onder mijn voeten prikken en duwen grove stukken afgesleten koraal. Je moet er wat voor over hebben om het water in te komen. Tjakka! Gehaald. Zodra ik mijn hoofd onder water steek zie ik het meteen: de onderwaterwereld van Bonaire is magisch. Ik kijk door een helder blauwe massa de eindeloze diepte in. De bodem is als een weelderige kasteeltuin; vol planten, bomen, bloemen, rotsen met bruggetjes en verscholen holletjes. Voor mijn duikbril verschijnt een vis. Ronde ogen staren me aan. Ik blijf roerloos drijven om hem goed te bekijken. Zo’n exemplaar heb ik nog niet eerder gezien. Misschien denkt hij wel hetzelfde.
Iets verderop zwemt een langwerpige trompetvis, dichterbij de bodem zit een ballonvis tussen het wuivende wier. Het lijkt wel feest. De papagaaivis arriveert. Felblauwe kleuren en vrolijk klapperende vinnen. Zijn mondhoeken trekken omhoog alsof hij lacht. 


Als de hoofdgast arriveert slaat mijn hart even over. Hier heb ik op gewacht. Aan het wateroppervlakte vlak naast mij zwemt een schildpad. Zijn grote ogen turen stoïcijns, zijn flappertjes bewegen traag. Hij gedoogt mij naast zich, als ik me rustig houd. Zachtjes zwem ik achter hem aan. Van achter het glas van mijn bril is het net alsof ik naar een natuurfilm kijk. Ik kan me maar moeilijk realiseren dat het beschermde beest een meter voor mijn neus zwemt, in een prachtig aquarium zonder wanden. Het zon breekt door. De heldere stralen steken door het water tot op de bodem. Het licht valt op zijn groenbruine schild. Ik wil het niet, maar ik moet de schildpad laten gaan. Ik stop met zwemmen en terwijl ik zo stil mogelijk drijf kijk ik hoe hij in de eindeloze diepte verdwijnt. Dat ik ontzettend ver uit de kust ben afgedreven zie ik pas als ik mijn hoofd weer bovenwater steek.  


We rijden verder richting het noorden. Voor ons doemt een meer op, omgeven door bomen en struiken. De roze flamingo’s steken fel af tegen de groenblauwe omgeving. Ze zijn het nationale symbool van het eiland, zoals in mijn paspoort al duidelijk werd gemaakt. Iemand zei mij ooit dat ze zo roze zijn omdat ze garnalen met kleurstof te eten krijgen. In dat geval waren er voor de kleurige vogels in dit meer zeker emmers verf nodig geweest. Hun bolle rompjes staat op sprieterige poten, met hun knobbelige kromme snavels pikken ze eten uit het water. Alles klopt met de flamingo’s die ik ken uit mijn jeugd; in het eerste verblijf rechts na de ingang van Diergaarde Blijdorp. 


Pekelmeer
Even roze als de flamingo’s is het water rond de zoutpannen, helemaal in het zuiden van het eiland. Hier werden tijdens de koloniale tijd indianen en slaven uit Afrika te werk gesteld om zout te ‘oogsten’ voor de West-Indische Compagnie (WIC). Nog altijd is zout het belangrijkste exportproduct van Bonaire. Door de wind wordt het zeewater in de pan op het land geslagen. De zon zorgt ervoor dat het overgebleven water grotendeels verdampt. Wat achter blijft in dit natuurlijke proces is zuiver zout. Als we over een smalle weg tussen de oceaan en de zoutpannen rijden blijkt hoe groot het pekelmeer is. Door het langzame verdampingsproces en de grote hoeveelheid zout kleurt het water dieproze. De wind trekt rimpels aan het oppervlakte, de zon versterkt de kleur. Ik begeef me in een zonnige, roze wereld.  


Paradijsvogel 
De avond valt en het café staat vol. Het aantal uitgaansgelegenheden op het eiland is schaars, waardoor iedereen zich in dezelfde bar begeeft. Een DJ mixt bekende nummer te snel door elkaar. De beat dreunt door de kleine ruimte. Monden bewegen, glazen kantelen, schuimsnorren worden afgelikt. Tussen vingers balanceren sigaretten. Niemand merkt op dat er een magere man het café komt binnenwandelen. Zijn geraffelde blouse hangt open en ik zie zijn ribben. Door de neus van zijn schoen steekt een teen. Eenmaal binnen kiest hij positie vlak voor de reusachtige geluidsbox. Michael Jackson begint te zingen, Beat it. De man gooit zijn handen in de lucht en begint uitbundig te dansen. Zijn lichaam beweegt ritmisch, zijn ogen zijn gesloten. Een caféganger geeft hem een biertje en een sigaret. De man lacht en ik zie een vrolijke mond zonder tanden. Zelfs in de kroeg zitten paradijsvogels.

Nog een laatste biertje en dan zit de mini-vakantie erop. Bonaire is met recht een heel bijzondere gemeente van Nederland. Via eiland C vliegen we terug naar eiland A, waar het allemaal begon.